Hoofdinhoud

 

Joni Reijven is projectmanager bij Stadsbeheer voor het programma Biodiversiteit en als gedelegeerd opdrachtgever verantwoordelijk voor het bijenlandschap in Rotterdam. ‘We gaan van intensief maaien naar extensief gras. Op zo’n manier dat de ecologische structuur in de stad klopt en er geen wirwar van losse ecosysteempjes ontstaat. Daar was een strategisch plan voor nodig. Als basis hebben we de bouwstenen genomen van Groene Cirkel Bijenlandschap: bed & breakfast-gebieden waar voldoende voedsel en nestelgebieden zijn, verbindende bloemrijke landschappen met daarin stapstenen (kleine bloemrijke plekken) en bij-tankstations, dat zijn kleine bloemrijke plekken die inwoners zelf kunnen creëren, bijvoorbeeld in hun tuin. Dit concept hebben we vertaald naar de Rotterdamse situatie, met daarbij uiteraard de vraag welke vegetatie het meeste bijdraagt voor de wilde bijen. We zijn hiermee een pionier in stedelijk gebied.’

Continu leren
Gras speelt de hoofdrol in het creëren van het Rotterdamse bijenlandschap. ‘Het lijkt simpel, maar het is meer dan gewoon stoppen met maaien. Hoe vaak moet je maaien, wat laat je staan en hoe vaak voer je alles af? Het duurt sowieso jaren voordat de bodem meer geschikt is. Het is een puzzel die precies in elkaar moet passen; een kwestie van continu leren. In het Meetnet Biodiversiteit monitoren we stadsbreed vleermuizen, flora, vogels, libellen en vlinders, maar de bij zit er nog niet in. Met EIS Kenniscentrum Insecten zijn we nu wel bijen en zweefvliegen aan het monitoren. Dat doen we specifiek bij een aantal transecten ten noorden van de Maas, in het kader van de collegedoelstelling. Een transect is een rechte lijn die door een natuurlijk landschap loopt, zodat gestandaardiseerde waarnemingen en metingen kunnen worden uitgevoerd Hierdoor kunnen we het effect van maatregelen beter monitoren en eventueel bijstellen.’

4 V’s
Een goede strategie opstellen is wat Joni betreft het beste advies aan collega-gemeenten die met een bijenlandschap aan de slag willen. ‘Naast de genoemde bouwstenen stel je een aantal basisvragen: wie is de doelgroep? Simpel misschien, maar dit is voor ons het eerste grote project waarin een niet-menselijke soort de primaire doelgroep is en dat zal voor andere gemeenten niet anders zijn. Bijen hebben niet veel anders nodig dan wij mensen. Dat leggen we uit met de 4 V’s: voedsel om te eten, een verblijfplaats om te wonen, een verbinding om van A naar B te komen, en zich veilig voelen. Die 4 V’s moeten terugkomen in de gehele ecologische structuur. Hoe ziet het beoogde areaal eruit? Velden met open plekken bijvoorbeeld scoren op het oog laag, maar de meeste wilde bijen nestelen in de grond, dus die hebben die open plekken juist nodig. Dat neem je allemaal mee in je framework.’

Over de stadsgrenzen
‘Ook belangrijk: met welke partijen ga je samenwerken? Met biologische kwekerijen, maar ook met het waterschap en Rijkswaterstaat. Zij beheren veel arealen in de stad, dus als je uiteindelijk een verbonden bijenlandschap wilt creëren, moet je samenwerken. Daarom kijken we ook over de stadsgrenzen. Naar het westen, zodat de bijen ook vanuit en naar Hoek van Holland kunnen vliegen, langs verbindingsroutes door Schiedam, Maassluis en andere aangrenzende gemeente. En naar het oosten, richting Capelle aan den IJssel; Capelle werkt aan een vergelijkbare bijenlandschapstrategie. De droom van Rotterdam en van Groene Cirkel Bijenlandschap is dat we een aaneengesloten bloemrijk bijenlandschap maken in heel Zuid-Holland.’

Rotterdams bijenlandschap Foto: David Rozing

Inwoners doen mee
Joni noemt nog een belangrijke partij, de inwoners. ‘Je moet je inwoners meenemen in de verandering, want de buitenruimte gaat er anders uitzien. Leg uit dat verruigen niet hetzelfde is als niet verzorgen. Dat het niet om een bezuiniging gaat wat wel gedacht wordt, maar dat deze manier van beheren niet goedkoper is dan tien keer per jaar maaien. We haken qua communicatie aan bij de Wijkbij-campagne van Groene Cirkel Bijenlandschap. Deze campagne is een mooie laagdrempelige manier om bewoners te inspireren ook iets voor de wilde bij te doen. In mei 2024 zijn we dit samen met de provincie Zuid-Holland gestart. We gebruiken het materiaal zoals flyers en posters op allerlei manieren, bijvoorbeeld bij de wijkhubs. Er zijn ook voorbeeldtuintjes in een aantal Rotterdamse kinderboerderijen waar inwoners kunnen zien hoe zij zelf een bij-tankstationnetje kunnen aanleggen. Verder communiceren we op onze socialmediakanalen, in wijknieuwsbrieven en in kranten. Ook op straat is de campagne zichtbaar op grote bouwborden. Die zetten we ieder seizoen op een andere plek. In Opzoomer Mee, een stichting die ondersteunt bij initiatieven om de stad fijner, veiliger en groener te maken, hebben we een goede partner. Zij helpen inwoners met informatie en een financiële bijdrage om in hun straat bij-tankstations te maken.’
 
Tot slot benoemt Joni nog een pluspunt. ‘Het framework dat we geformuleerd hebben voor de bijen zorgt ervoor dat je een helder verhaal kunt vertellen; zowel naar bestuurders als naar inwoners. Datzelfde verhaal over de 4 V’s en de noodzaak voor een ecologische structuur kun je formuleren voor andere soortgroepen. Daarmee is het ontwikkelen van het bijenlandschap meteen een vliegwiel voor allerlei andere biodiversiteitsprojecten.’
 
Meer weten: kijk op https://www.youtube.com/watch?v=7jzZuIWK5Vk&t=10s