Hoog tijd voor een robuust waardesysteem
Vraag een willekeurige boer of burger in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden of dit gebied waardevol is, en het antwoord is ongetwijfeld ‘ja’. Maar de vraag waar die waarde uit bestaat, en of tegenover die waarde een evenredige vergoeding voor de boer staat, is lastiger te beantwoorden. In Groene Cirkel Kaas en Bodemdaling werken de partners samen aan het ontwikkelen van een robuust waardesysteem. Raymond Noordermeer, initiator van deze Groene Cirkel, en William Voorberg, kernteamlid namens partner Naturalis, vertellen waarom dit belangrijk is.
 
         
        Schaarse grond
Tot vorig jaar was Raymond Noordermeer directeur van Groene Cirkels-partner De Graafstroom. Zijn terugtreding bij de zuivelfabriek was geen reden om ook afstand te doen van het voorzitterschap van het kernteam van het partnernetwerk. ‘De vraag die mij destijds tot het opstarten van Groene Cirkel Kaas en Bodemdaling bewoog, is nog steeds actueel,’ stelt hij. ‘De boeren zijn eigenaar van een schaars goed, namelijk grond. Er is heel veel concurrentie voor die grond; woningbouw, industrialisering, recreatie, natuur. Toch realiseren de melkveehouders met hun hoofdactiviteit maar een bescheiden inkomen. En de oplopende grondprijzen zetten het verdienmodel van de melkveehouderij verder onder druk. Kunnen we een waardesysteem creëren dat de vragen van maatschappij en natuur koppelt aan een aanvullend verdienmodel voor de boeren? Daar zijn we in het partnernetwerk op onze karakteristieke grensontkennende manier, los van de eigen bloedgroep maar elk met eigen expertise, mee aan het werk.’
Vergunningsproblematiek
Raymond Noordermeer wijst op het eerste project van de Cirkel: ‘Bodemdaling en CO2-uitstoot beperken door peilgestuurde waterinfiltratie. We zien dat er met deze nieuwe techniek een forse bijdrage geleverd kan worden aan de emissiereductie-opgaven van het veenweidegebied (bron Royal Haskoning en RIVM). Maar zoals met elke nieuwe techniek en innovatie moet je dit, om in aanmerking te komen voor CO2-credits of vergoeding van de private sector, meerjarig op verschillende percelen met een zekere schaal onderbouwen en monitoren. We hebben dus experimenteerruimte, tijd en geld nodig. Innovatie en opschalingen worden daarnaast ook belemmerd door de huidige vergunningsproblematiek. Dat maakt private financiering veelal lastig; banken beginnen er over het algemeen niet aan.’
Nieuwe paden
‘Onze boeren kunnen naar mijn mening efficiënter landschapsbeheer uitvoeren dan bijvoorbeeld Staatsbosbeheer of Natuurmonumenten,’ vervolgt hij. ‘En consumenten willen betaalbaar eten, op een duurzame wijze gemaakt en bij voorkeur van dichtbij. Onze melkveehouders bevinden zich met hun boerderijen in het Groene hart van Nederland, in de achtertuin van miljoenen consumenten. Dat moet toch van waarde zijn en de moeite waard om te behouden?! Er zijn wel allerlei eco-regelingen, maar die dekken niet eens de kosten. Hoe brengen we de diensten die de boer kan leveren naar reële opbrengsten? Hoe vinden we met boeren, burgers en bedrijven een robuust waardesysteem? We hebben hier geen katoen of citroenen, maar wel heel veel gras. Welke waarde kunnen we daarmee creëren? Met redelijke vergoedingen kun je tot zaken komen met de boeren.
Daartoe moeten we innoveren, nieuwe paden bewandelen, vertrekkend vanuit de sterke punten van het gebied. Maar we stuiten enerzijds op eendimensionale regelgeving en politieke en bestuurlijke chaos anderzijds. Dat is een uitdaging maar houdt ons niet tegen om ideeën genereren. Wat daarvoor nodig is, is experimenteerruimte met een langere financieringshorizon. Binnen Groene Cirkel Kaas en Bodemdaling werken we daarom aan een nieuw waardesysteem. Zodat we op keten- en gebiedsniveau aan de gewenste opbrengsten kunnen werken.’
Economisch vraagstuk
William Voorberg brengt als bestuurs- en managementwetenschapper het biodiversiteitsvraagstuk voor het voetlicht bij onder andere overheid, bedrijfsleven en onderwijs. ‘Biodiversiteitsverlies is het gevolg van hoe complexe ketens zoals die van de voedselproductie opereren. Heel veel actoren moeten collectief iets doen of juist nalaten.'
 
        'Dat vraagt om een systemische aanpak, waarin actoren snappen welke impact zij kunnen hebben in die ketens,’ stelt hij. ‘Het biodiversiteitsvraagstuk wordt vaak benaderd zoals het duurzaamheidsvraagstuk. Alle beetjes CO2-reductie helpen. In die analogie zou het betekenen dat het niet zoveel uitmaakt wat je doet voor biodiversiteit: of het nu gaat om bijenhotels, bloemenstroken of een verlate maaidatum, het is allemaal goed. Maar dat is zeker niet het geval. Biodiversiteit is gebiedseigen en varieert van landschap tot landschap. Daarom kan een maatregel op de ene plek veel effectiever zijn dan op de andere. Het aanpakken van de biodiversiteitscrisis is niet in de eerste plaats een ecologisch vraagstuk, maar een economisch vraagstuk. Daarbij zijn inzichten over gedrag, instituties en management cruciaal.’
Niet genoeg waarde
We zitten in het kernteam met heel verschillende actoren, met allerlei verschillende invalshoeken. Maar het gaat uiteindelijk om de mensen die daadwerkelijk wat moeten veranderen. Als we bijvoorbeeld willen dat boeren omschakelen naar regeneratieve landbouw, moeten we ze ook belonen voor hun bijdrage aan natuurherstel en -conservatie. Dat gebeurt niet. Blijkbaar kennen we niet genoeg waarde toe aan maatschappelijke diensten als een gezonde bodem en water, tegengaan van erosie en het opvangen van CO2. Nog zoiets: waar boeren effectief kunnen zijn voor de natuur is het beheer van natuurpercelen. Staatbosbeheer heeft die percelen, maar geen mensen. Boeren kunnen ze pachten en beheren. Waardevol, want beheer op de juiste manier zorgt voor gezondere biodiversiteit. Helaas wordt dat moeilijk gemaakt door korte pachtperioden, terwijl boeren op de lange termijn denken en begroten. Ook hier worden ze dus matig gewaardeerd voor iets dat win-win zou kunnen zijn.’
Systeemverandering
En zo zijn er allerlei ecosysteemdiensten die de natuur ons kan bieden – denk aan voedsel, CO2-opslag, zuurstof, bescherming tegen hitte - waar boeren een grote rol in kunnen spelen. Daar moeten we hen aan de voorkant voor belonen. Veel boeren snappen goed dat er veel moet gebeuren om de natuur op een basisniveau te krijgen en te houden. Welke financiële waardering krijgen zij daarvoor? Zeker, er zijn subsidies vanuit overheid en markt. Maar is dat genoeg? En belonen die subsidies daadwerkelijk biodiversiteitsherstel? Voor de benodigde systeemverandering is meer nodig. Vandaar dat we binnen Groene Cirkel Kaas en Bodemdaling willen bijdragen aan de ontwikkeling van een landschapsfonds. Het idee is dat allerlei actoren financieel kunnen bijdragen aan het landschap. Boeren zouden dan initiatieven kunnen indienen voor hun bijdrage aan natuurherstel. Vanuit Naturalis kunnen we een streefbeeld schetsen, wat kan dienen als een toetsingskader voor deze initiatieven. Zo’n fonds past in een structuur waarbinnen je de waarde van diensten kunt definiëren. En je kunt investeerders, bedrijven bijvoorbeeld, kanaliseren om bij te dragen aan echt natuurherstel. Binnen de context van de doelstellingen van Groene Cirkel Kaas en Bodemdaling én van de prachtige regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden.’
Kijk ook op de Jamdots van Groene Cirkel Kaas en Bodemdaling. Via deze interactieve praatplaat ontdek je hoe de gelijkwaardige samenwerking (praktijk)kennis en innovatie ontwikkelt vanuit een gezamenlijk startpunt; een droom. Je leest er ook meer over het waardesysteem.